Infofiche 9: Farmaceutische zorg en Farmaceutische dossier

BEGRIP

Farmaceutische zorg is sinds 1 mei 2006 wettelijk erkend als een kerntaak van de apotheker. Farmaceutische zorg vraagt een verantwoorde aflevering van geneesmiddelen en wil een correct en doelmatig gebruik van geneesmiddelen. De patiënt staat hierbij centraal. Men wil zijn levenskwaliteit optimaliseren door farmacotherapeutische resultaten op preventief, curatief of palliatief vlak.

Als leidraad bij het realiseren van deze zorg gelden het KB Onderrichtingen en de Gids voor de Goede Officinale Farmaceutische Praktijken. Er is de basis farmaceutische zorg en de voortgezette farmaceutische zorg. De Gids voor de Goede Officinale Praktijken werkt beide zorgniveaus gedetailleerd uit.

BASIS FARMACEUTISCHE ZORG

Onthaal en administratieve controle (GGOFP 7.1.)

Ontvang patiënten in een hartelijke en vertrouwelijke sfeer en ga na of de vraag van de patiënt beantwoordt aan de wettelijke verplichtingen en administratieve regels.

Validatie van de vraag (GGOFP 7.1.)

Help de patiënt de juiste beslissing te nemen over het goede gebruik van de producten. De GGOFP maakt een onderscheid tussen niet-voorgeschreven geneesmiddelen, voorgeschreven geneesmiddelen en andere gezondheids- en verzorgingsproducten.

Niet-voorgeschreven geneesmiddelen

Bij de vraag naar een niet-voorgeschreven geneesmiddel moet je voldoende informatie inwinnen zodat je het specifieke gezondheidsprobleem van je patiënt kan inschatten. De WHAM-vragen zijn standaardvragen die je kan stellen vooraleer je een geneesmiddelen kiest.

Elke vraag moet leiden tot een advies en tot het verstrekken of weigeren van een product. De keuze van het geneesmiddel of van een ander gezondheids- en verzorgingsproduct en het advies moeten steunen op wetenschappelijk relevante documentatie of op de professionele ervaring van het volledige apotheekteam. Iedereen hanteert daarbij dezelfde criteria. Het gebruik van een naslagwerk zoals ‘Zelfzorgadvies in de apotheek’ kan hierbij helpen. Blijf hierbij altijd binnen de grenzen van je deskundigheid. Indien nodig verwijs je je patiënt door naar een andere zorgverstrekker.

Voorgeschreven geneesmiddelen

Check eerst of je gesprekspartner de patiënt of zijn gevolmachtigde is. Analyseer dan het voorschrift op farmacologische aspecten, indicaties, interacties, mogelijke bijwerkingen en andere geneesmiddelengebonden problemen. Ga ook na of de voorgeschreven producten voor de patiënt de meest aangewezen producten zijn, zonder daarbij afbreuk te doen aan de therapeutische vrijheid van de voorschrijver. Baseer je daarbij op je professionele deskundigheid, maar ook op precieze en relevante documentatie bv. elektronische databanken, geneesmiddeleninformatie en geneesmiddelenbewaking.

Is een wijziging van het voorschrift nodig, dan moet je deze beslissing motiveren en bespreken met de voorschrijver, de patiënt of diens gevolmachtigde. Heeft de wijziging betrekking op de behandeling, dan breng je de voorschrijvende arts op de hoogte. Bevat het voorschrift een schrijffout, dan bespreek je de wijziging met de patiënt. Elke verandering in dosis of product omwille van potentieel risico op interacties met bestaande medicatie bespreek je met de voorschrijver.

Bij een voorschrift op stofnaam selecteer je het geneesmiddel op basis van beschikbare wetenschappelijke informatie en standaarden, in overeenstemming met de reglementering. Consulteer de reglementering en de beslisboom...

Andere gezondheids- en verzorgingsproducten

Je volgt de reglementering en geeft gepaste informatie voor een goed gebruik.

Verstrekken - informeren - adviseren (GGOFP punt 7.1)

Bij het afleveren van geneesmiddelen en andere gezondheids- en verzorgingsproducten informeer en adviseer je je patiënt zodat deze de producten op een rationele, veilige en doeltreffende wijze gebruikt. Deze begeleiding verschilt naargelang het om een eerste of een hernieuwde verstrekking gaat. Bij een eerste verstrekking geef je een eerste uitgiftebegeleiding, bij een tweede verstrekking een tweede uitgiftebegeleiding.

Je zorgt voor een duidelijke en eenduidige etikettering. De informatieplicht impliceert dat je jouw patiënten informeert over voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van geneesmiddelen en over eventuele bijwerkingen. Mogelijke noodzakelijke voorzorgsmaatregelen zijn: het vermijden van potentiële interacties met andere geneesmiddelen of met voedingsmiddelen, de waarschuwing om beter geen voertuig te besturen onder gebruik van bepaalde geneesmiddelen, ...

Wanneer nodig, stel je een posologieschema op. Bij elke eerste aflevering van een geneesmiddel moet je de posologie verduidelijken. Bij polymedicatie kan een posologieschema noodzakelijk zijn. De informatie moet eenvoudig en duidelijk zijn en aangepast worden aan de patiënt. Je past dus je informatie aan de patiënt die je voor je hebt aan.

Zelfs wanneer je geen geneesmiddelen of andere gezondheids- of verzorgingsproducten verstrekt, informeer je toch zo volledig mogelijk over gezondheid en ziektepreventie. Dit betekent dat je ook meewerkt aan preventiecampagnes en je patiënten ook niet-medicamenteuze advies geeft, bv. over stoppen met roken, gezonde voeding en beweging.

Registratie - farmaceutisch dossier (GGOFP punt 7.1)

Een farmaceutisch dossier stel je samen met toestemming van de patiënt en met respect voor de beroepsethiek en voor de rechten van je patiënten. Bij de wijziging van apotheker-titularis moet je opnieuw de toestemming van je patiënt vragen. Je mag de vraag mondeling stellen en het antwoord noteren in het farmaceutisch dossier. Bepaalde softwarepakketten voorzien deze mogelijkheid.

De minimale gegevens in het farmaceutisch dossier zijn administratieve gegevens en de geneesmiddelenhistoriek van de patiënt.

  • Administratieve gegevens: de contactgegevens van de patiënt, van zijn huisarts en, in voorkomend geval, van één of meerdere contactpersonen.
  • De geneesmiddelenhistoriek: de software houdt minstens twaalf maanden de geneesmiddelenhistoriek bij van de voorgeschreven geneesmiddelen die de apotheek aan de patiënt aflevert. Deze historiek wordt bij elke aflevering bijgewerkt en is een onmisbaar hulpmiddel om geneesmiddelengebonden problemen op te sporen zoals een eerste verstrekking, interacties, onvoldoende therapietrouw, het dubbel voorschrijven van geneesmiddelen, …

De aflevering van niet-voorgeschreven geneesmiddelen en bijkomende persoonlijke gegevens kan je, mits toestemming van de patiënt, in het dossier opnemen naargelang hun nut. Bij de samenstelling en bijwerking van het farmaceutisch dossier, moet de apotheker volgende principes volgen:

  • Het finaliteitsbeginsel: de apotheker mag de gegevens enkel registreren om geneesmiddelengebonden problemen op te sporen, niet voor andere doeleinden.
  • Het proportionaliteitsbeginsel: de apotheker mag enkel relevante gegevens bijhouden.
  • Het transparantiebeginsel: de patiënt moet kunnen weten welke gegevens worden opgenomen. De apotheker moet de patiënt dan ook altijd inzage geven in zijn farmaceutisch dossier.
  • De informatieplicht: de patiënt heeft het recht een bepaalde behandeling al dan niet te starten of te beëindigen. Hij moet dus voldoende informatie hebben over het doel en aard van de behandeling, de urgentie, de nevenwerkingen en risico’s, de mogelijke alternatieven en de financiële gevolgen.

Medicatiebegeleiding (GGOFP punt 7.1.)

De apotheker staat in voor een degelijke medicatiebegeleiding. In specifieke gevallen zorgt de apotheker, mits schriftelijke toestemming van de patiënt en indien nodig door de arts, voor een geïndividualiseerde begeleiding, de zogenaamde voortgezette farmaceutische zorg.

VOORTGEZETTE FARMACEUTISCHE ZORG

De voortgezette farmaceutische zorg bestaat uit een geïndividualiseerde opvolging van de farmaceutische zorg na een schriftelijk akkoord tussen de patiënt, de apotheker en zo nodig de arts. Voortgezette farmaceutische zorg richt zich in de eerste plaats tot:

  • Patiënten met een bijzondere pathologie of fysiologische toestand, bv. diabetes, zwangerschap
  • Patiënten met risico ‘s veroorzaakt door medische handelingen, bv. ten gevolge van geneesmiddelen, transplantatie of transfusie
  • Patiënten met een slechte therapietrouw

De apotheker bepaalt zelf aan welke patiënten hij voortgezette farmaceutische zorg verleent of een  patiënt of arts kan deze ook zelf aanvragen. Voortgezette farmaceutische zorg bestaat uit:

  • de identificatie van de geneesmiddel- of pathologiegebonden problemen
  • de evaluatie van de verwachtingen van de patiënt
  • een specifiek plan met duidelijke doelstellingen, indien mogelijk/nodig opgesteld in overleg met andere zorgverstrekkers, en een plan voor opvolging van uitvoering van het plan.
  • een evaluatie van de resultaten in functie van de doelstellingen
  • een aanpassing van het plan en de mededeling aan de andere betrokken partijen

De apotheker werkt hiervoor een procedure uit die het volledige apotheekteam kan toepassen. Het team bepaalt de hulpmiddelen en de verschillende stappen van het proces. Patiëntoverleg tussen alle betrokken zorgverleners is essentieel in de uitvoering van voortgezette farmaceutische zorg.

Dossier voor voortgezette farmaceutische zorg

Het dossier voor voortgezette farmaceutische zorg is hét hulpmiddel om een goede voortgezette farmaceutische patiëntenzorg te kunnen realiseren. Wil je een dossier voor voortgezette farmaceutische zorg aanleggen, dan moet je hiertoe de schriftelijke toestemming van je patiënt krijgen, en indien nodig, van de arts. Bij de wijziging van apotheker-titularis moet je opnieuw schriftelijke toestemming aan de patiënt vragen. Het dossier is op elk moment beschikbaar voor de patiënt of, als de patiënt hiertoe schriftelijke toestemming verleent, voor een andere zorgverstrekker  die betrokken is bij zijn medische opvolging.

Het dossier bevat de beschikbare gegevens uit het farmaceutische dossier en is als volgt gestructureerd:

  • de administratieve gegevens
  • het profiel van de patiënt, o.a. de fysiopathologische toestand
  • de geneesmiddelenhistoriek
  • de analyse van de aanleiding tot het opstarten van de voortgezette farmaceutische zorg
  • de evaluatie van de opvolging

Communicatie

Communicatie bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van de voortgezette farmaceutische zorg. Door communicatie kan je informatie van de patiënt analyseren en gericht gaan informeren en adviseren en nagaan of je patiënt alles goed heeft begrepen. Je moet je communicatie dus zo goed mogelijk afstemmen op je patiënt. Dat kan schriftelijk of mondeling, langs verschillende kanalen, maar altijd met respect en in vertrouwen.