Interview met Johan Staes, CEO van het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk

Johan Staes
22 augustus 2024
De vergrijzing van de Belgische bevolking is een belangrijk maatschappelijk probleem. Wij nodigden Johan Staes, gedelegeerd bestuurder van het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO), uit voor een gesprek rond dit thema.

De vergrijzing van de Belgische bevolking is een belangrijk maatschappelijk probleem waar de federale onderhandelaars op dit moment oplossingen voor moeten zoeken. Een ouder wordende samenleving brengt niet alleen heel wat (sociale) kosten met zich mee, maar het zet ook druk op het gezondheidssysteem – ook, en misschien vooral, in de eerste lijn. Wij nodigden Johan Staes, gedelegeerd bestuurder van het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO), uit voor een gesprek rond dit thema, tegen het licht van het memorandum dat wij hebben opgesteld.

Dag Johan, in jouw meest recente blogpost spreek je over het ontwikkelen van een ‘duurzaam zorgsysteem’ en hoe we van Vlaanderen een nieuwe ‘blue zone’ kunnen maken. Hoe kijkt VLOZO naar de preventieve rol die officina-apothekers hierin kunnen opnemen om – zoals je zelf stelt  – de kosten te beheersen en mensen langer gezond en zelfredzaam te houden?

Ik denk dat ouderen een veel minder grote drempel ervaren om binnen te stappen bij de apotheek en daar om advies te vragen dan dat ze een afspraak maken bij een dokter of specialist – laat staan dat zij een woonzorgcentrum of andere ouderenzorgvoorziening contacteren. De apotheker heeft vaak een luisterend oor en kan als zorgverlener ook mensen correct informeren of doorsturen.

In de preventieve rol die de overheid meer zou kunnen opnemen, zie ik vooral mogelijkheden om te sensibiliseren en te informeren. Ouderen moeten veel sneller worden aangespoord om na te denken hoe ze de zilveren fase van hun leven willen invullen. Voor mij kan dat perfect in een vertrouwde omgeving die ze hun thuis noemen, maar dan moet die woning wel aangepast zijn zodat het huis geen gevaar is voor de ouderen met een beginnende zorgvraag.

Voor mij moet daar een zorgcontinuüm komen. Zolang de vraag naar zorg beperkt is en het huis kan aangepast worden, kunnen ouderen in hun woning blijven. Neemt de ondersteuningsnood echter toe, dan kan er worden gekozen voor een dagcentrum, een assistentiewoning. Na een ingreep of val kunnen ouderen terecht in revaliderende herstelverblijven. Komt de zelfredzaamheid van mensen echt in het gedrang en kunnen ze echt niet meer thuis blijven, dan zijn er gespecialiseerde woonzorgcentra.

 De ‘Vergrijzingscommissie’ stelt in haar laatste jaarrapport dat de toename van de verzilveringskost tegen 2050 de economische groei zal overstijgen. Tegelijkertijd worden we met z’n allen geconfronteerd met nijpende personeelstekorten in de ouderenzorg.  Ook officina-apothekers, die een cruciale schakel zijn in het goed gebruik van geneesmiddelen bij chronische patiënten zoals woonzorgbewoners, zijn niet meer dik gezaaid. Hoe denk jij dat we in de nabije toekomst nog beter kunnen zorgen voor ons personeel en het zorgberoep aantrekkelijker kunnen maken?

De toelevering van medicijnen aan woonzorgcentra verloopt via grote en daarin gespecialiseerde apotheken. Ik ben overtuigd van de toegevoegde waarde die een coördinerend en adviserend apotheker kan hebben in een ouderenzorgvoorzieningen. Ik heb in het verleden al een lans gebroken voor een betere ontsluiting van data, onder andere om polymedicatie te vermijden en het gebruik van psychofarmaca en slaapverwekkende medicijnen terug te schroeven.

De expertise die een CAA kan aanbieden in een langdurige zorgsetting is goud waard. Denk maar aan het afstemmen van medicatieschema’s, het meezoeken naar alternatieven, en actieve betrokkenheid in het multidisciplinair overleg. Ook het expliciet kiezen voor niet-zorgen kan soms worden ervaren als waardevolle zorg.

Opmerking van de redactie - zie voor meer voorbeelden ook: https://www.vlozo.be/post/nextconomy-uitdagingen-en-opportuniteiten-in-de-ouderenzorg

Wat de personeelsbezetting betreft, is het in de eerste plaats essentieel om voldoende zorg- en verpleegkundigen te doen instromen én te behouden. Daarbij moeten wij als sector alle nodige inspanningen moeten doen om aantrekkelijk te blijven ten opzichte van andere subsectoren zoals ziekenhuizen en thuiszorg. Aansluitend moet we de inzet van flexibele werkvormen – uitzendarbeid, freelance, projectstaffing – beheersbaar houden. Een gezonde mix van vaste en flexibele arbeidskrachten blijft primordiaal. Een andere uitdaging is de transitie naar werken in zogenaamde gestructureerde zorgteams, met verpleegkundigen verantwoordelijk voor algemene zorgen (‘VVAZ-ers’) die zorg kunnen delegeren aan andere leden van het team. Teams moeten bekwaam zijn om die gedelegeerde taken te kunnen uitvoeren. In het verlengde daarvan moeten we het (nog) beschikbare personeel zo optimaal mogelijk inzetten, met de juiste medewerker voor de juiste taak. Het wordt dus dringend tijd dat we kostbare verpleegkundigen geen werk laten doen dat ook door minder gekwalificeerden kan worden uitgevoerd..

Vervolgens moeten we ook het verloningsmodel in vraag durven stellen. Het baremieke verloningsbeleid moet flexibel worden verbouwd zodat werkgevers in de zorgsector een passend antwoord kunnen bieden op vragen van hun medewerkers. Belemmerende factoren moeten worden weggewerkt. We moeten af van het imago dat de langdurige zorg minder spannend of saai zou zijn. Werken met ouderen is boeiend en veeleisend, zowel psychisch als fysiek. Onze huidige personeelsnormen zijn te rigide en laten onvoldoende toe dat ook andere profielen zorg en ondersteuning kunnen bieden.

Tot slot kunnen digitalisering en innovatie in zorg en zorgmodellen de aantrekkelijkheid van werken in de ouderenzorg een boost geven. We hebben in Vlaanderen alle ingrediënten – gereputeerde kennisinstellingen, zin voor ondernemerschap, opgeleide zorgmedewerkers en een groeiende groep ouderen – om van ouderenzorg een succesverhaal te maken. Maar we zien dat het beleid vasthoudt aan regeldrift en nodeloze procedures. En dan is men verwonderd dat de zorg in crisis gaat…

“Met meer overheidsmiddelen te pompen in ouderenzorg, gaan we er echt niet komen”, lezen we in jouw blogstuk. We interpreteren deze passage als een oproep om nog meer in te zetten op preventie. “Onder andere door het inzetten op vaccinaties en vroegtijdige screenings”, zo schrijf je in het opiniestuk. En net daar vragen we ook in ons BAF-memorandum meer aandacht, dat lokale besturen dit faciliteren. Hoe kan je dit verhaal meenemen in het VLOZO-netwerk?

Iedere euro die in gezondheidspreventie wordt geïnvesteerd, levert 4 euro op. Preventie is een Vlaamse bevoegdheid. Maar telkens wanneer er vanuit de sector pistes worden gelanceerd om middelen te investeren in preventie, worden deze op het laatste moment tegengehouden omdat de zogenaamde winsten op een andere beleidsniveau zouden liggen. Die redenering houdt geen steek en daar is de burger het slachtoffer van.

Het Departement Zorg kan, in samenspraak met het Agentschap Binnenlands Bestuur, een strategie uitwerken om een preventief gezondheidsbeleid uit te werken dat zich specifiek richt op ouderen. Ik geloof sterk in nudging om mensen aan te zetten tot een gezondere levensstijl en ouderen daar actief in te benaderen. Soms moet de overheid slechts een duwtje geven en kan de burger wel verder zelf beslissen.

Bedankt Johan voor het gesprek en voor jouw heldere kijk op dit onderwerp. Er kunnen duidelijk nog bergen mooi werk worden verzet. We zijn ervan overtuigd dat de (pas) verkozen gemotiveerde beleidsmakers – zowel nationaal, gewestelijk als straks ook op gemeentelijk niveau – hier een belangrijke partner in zullen zijn.

 

Interview door Karolien Smets
Relatiebeheerder en coördinator beroepsondersteuning BAF